Op de fiets in het heerlijke lenteweer keek ik om me heen. Ik zag watervogels die bezig waren met hun nesten. Daar heb ik een sonnet over geschreven. Het is dus weer een gedicht over het voorjaar.
de meerkoet en de fuut
Een nest van takken drijvend op het water.
Een meerkoet stond erop, zijn vrouw erbij.
Het is hier prachtig wonen, sprak ze blij.
Haar zwarte man, hij oogde als een pater
zei: prima huis, je woont hier lekker vrij.
Daar kwam een fuut aan, boos, en even later
haar echtgenoot. Die was nog obstinater.
‘Schiet op zeg, deze woning is van mij!’
De meerkoet was niet echt een grote prater
en hij verviel ook niet in razernij
dus na het nodige gesniffel en gesnater
kwam er een einde aan zijn heerschappij.
De zwartjas werd toen maar een futenhater.
In de natuur is ook niet alles koek en ei.
Reacties, als altijd, zeer welkom.
dag tantebetje
wat een mooi sonnet
ik hou van meerkoeten én futen.
EN van sonnetten,
maar die begin ik pas te leren.
Ik kom af en toe de kunst afkijken
Dank je wel voor je reactie Odicht!
Ja, ik hou ook van meer koeten én futen.
Overigens, ik heb die vogels in de gaten gehouden, zit er nu toch een meerkoet op dat nest. Blijkbaar heeft de fuut het uiteindelijk toch verloren.
Bij mij in de buurt is het de meerkoet die elke keer het nest van de fuut inpikt. Daardoor zie ik al voor het tweede jaar geen jongen bij de fuut. Dus ik ben wat minder fan van de meerkoet! Die dood namelijk ook zijn eigen kinderen. Helemaal geen lieverdje.
Ja, doodt een meerkoet zijn eigen kinderen? Nee, dat is niet leuk. De meerkoet uit dit gedicht won het uiteindelijk ook van de fuut. Maar dat wist ik nog niet toen ik het gedicht schreef. Geen lievertje, inderdaad.
Wat leuk trouwens dat je gereageerd hebt!